De prioriteit die in de beginperiode van de Rijkslandbouwproefstations werd gegeven aan het controleonderzoek belemmerde de uitvoering van wetenschappelijk onderzoek. Bij een reorganisatie in 1916 werden alle controlewerkzaamheden van het station Hoorn overgeheveld naar de stations in Wageningen (veevoedergrondstoffen) en Maastricht (meststoffen). In Hoorn kon men zich daarna volledig wijden aan het onderzoek van zuivel en veevoeding. Voor het onderzoek betreffende bodem en bemesting werd het station in Groningen aangewezen.

In de voorgaande periode waren twee afdelingen ontstaan: een chemische afdeling en een bacteriologische afdeling. Deze afdelingen werden in 1917 omgevormd tot zelfstandige afdelingen. In 1919 werd de derde zelfstandige afdeling, Physiologie, opgericht.

In 1947 werd besloten het zuivelonderzoek in een afzonderlijk instituut onder te brengen en het veevoedingsonderzoek in Hoorn te blijven uitvoeren. Met de omzetting van het RLPS in Rijkslandbouwproefstation voor Veevoeding en Veehouderij werd aan dit besluit uitvoering gegeven.

Tengevolge van een algehele reorganisatie van het landbouwkundig onderzoek door de oprich-ting van de Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek T.N.O kreeg het instituut in 1957 de stichtingsvorm. De naam werd Stichting Instituut voor Veevoedingsonderzoek, Hoorn. De Proefboerderij bleef in exploitatie bij de "Vereeniging tot exploitatie eener Proefzuivelboerderij te Hoorn".